Jantje is groter dan Pietje en Miep is kleiner dan Pietje.
Sta je er wel eens bij stil wat zo’n klein zinnetje in je hoofd allemaal teweeg brengt? Er worden allerlei processen in gang gezet om te zorgen dat je begrijpt wat er staat. Los van de keuze van de namen - daar kun je natuurlijk wel iets van vinden 🙂 - moet je de formaten die bij deze namen horen met elkaar vergelijken en ze in je hoofd op volgorde zetten.
Verbanden
Bij begrijpend lezen gaat het om het kunnen herkennen en leggen van verbanden, om daarmee enerzijds een samenhangende mentale representatie te kunnen maken van de tekst en anderzijds om informatie uit de tekst te kunnen afleiden.
Kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen, kunnen dit over het algemeen minder goed. Het lukt ze vaak niet om verbanden te herkennen en ze kunnen nieuwe verbanden ook niet zo goed afleiden. Wat het extra lastig maakt, is dat ook een juiste ordening van informatie in het brein nodig is voor het zien en leggen van verbanden. En ook dat is iets waar veel kinderen met minder leesbegrip moeite mee hebben.
Gelukkig is dit met de juiste aanpak echt te verbeteren. Daar zit wel een belangrijk punt: want je kunt de plank ook flink misslaan. Verbinden is namelijk een vrij abstracte vaardigheid. Het is lastiger om uit te leggen en ook voor een kind om te begrijpen wat hij nou precies moet doen. En dan ligt het gevaar op de loer om het concreter te laten lijken door het inzetten van strategieën, zoals “signaalwoorden” en “kernzinnen”. Echter, een moeilijke lezer kan de relatie tussen de strategie en het doel daarvan binnen een tekst meestal helemaal niet leggen. Daarmee schieten dit soort strategieën hun doel voorbij. En dat kan anders, namelijk door het versterken van de metacognitieve en relationele vaardigheden.
Denkvaardigheden
Om dat te kunnen doen, moet je eerst goed weten welke drie denkvaardigheden een rol spelen bij het leggen van verbanden, en waarom “onze” leerlingen daar juist veel moeite mee hebben.
- De ordening van informatie
Als een goede lezer iets leest met een chronologische volgorde, dan zal hij in die volgorde een mentale voorstelling maken. Als er dan iets wordt toegevoegd over “gisteren”, dan plaatst hij dit op de juiste plek erbij.
Een minder goede lezer doet dat vaak niet: alle informatie komt op een grote informatieberg terecht. Je kunt dit herkennen als een kind een verhaal of gebeurtenis vaak chaotisch en zonder verhaallijn terug vertelt. Omdat het kind de lijn van het verhaal niet herkent, is het ook lastiger om hoofd- van bijzaken te onderscheiden en om nieuwe verbanden af te leiden van wat hij heeft gelezen. - Het afleiden van verbanden
Om een tekst echt te kunnen doorgronden is het nodig om verbanden af te leiden*. Dit wordt ook wel "derived relational responding" genoemd. Deze manier van afleiden is vaak lastig voor kinderen die moeite hebben leren in het algemeen en met rekenen en begrijpend lezen in het bijzonder. Dit is te zien als een leerling na een instructie eigenlijk alleen kan doen wat er is uitgelegd. Is de opdracht nét iets anders dan was voorgedaan, dan lukt het al niet meer. Ook is dit te herkennen bij de moeizame transfer van wat bijvoorbeeld bij jou is geleerd naar de opdrachten in de klas of bij een toets. - Het werkgeheugen
Voor het leggen van verbanden in een tekst, moeten tekstdelen en woorden kort worden onthouden en op een juiste manier worden geordend. Dit onthouden en bewerken doet het brein in het werkgeheugen. Het werkgeheugen is echter beperkt in capaciteit: er past maar weinig informatie in. Als het “emmertje” vol is, dan is er geen ruimte meer om de informatie te bewerken. Daardoor lukt het niet goed meer om informatie te ordenen of te verbinden.
Ook is het werkgeheugen “kwetsbaar”: wanneer een kind even is afgeleid, dan verdwijnt veel van de kort onthouden informatie uit het “werkgeheugenemmertje”. En zonder alle informatie kun je uiteraard ook minder goed verbanden ontdekken in de tekst en weer opnieuw verbinden aan volgende tekstdelen.
Hierdoor kost het begrijpend lezen van een tekst slechte lezers meer energie dan goede lezers. Daardoor worden ze sneller moe van het lezen, zijn ze het sneller “zat” en steken ze minder op van de inhoud van teksten.
Ordenen
Even terug naar Jantje:
Jantje is groter dan Pietje en Miep is kleiner dan Pietje.
Je kunt hieruit afleiden dat Jantje dan ook groter moet zijn dan Miep, ook al staat dat er niet.
Wat er in jouw hoofd waarschijnlijk gebeurt, is dat je eerst Jantje en Pietje naast elkaar voor je ziet: Jantje groter dan Pietje. Daarna komt Miep erbij: die staat naast Pietje en is het kleinst van de drie. Door die ordening is het afleiden van het nieuwe verband (“Miep is dus ook kleiner dan Jantje”) heel eenvoudig.
Maar het vraagt wel wat van het brein: als die ordening niet vanzelf plaatsvindt, dan is dat afleiden een heel stuk lastiger. Ook moet je in staat zijn om de juiste verbanden af te leiden uit de gegeven informatie. En als er informatie verdwijnt uit het werkgeheugen, dan lukt dit helemaal niet meer.
Je begrijpt: dit soort vaardigheden zijn simpelweg niet aan te leren met strategieën. Het zijn vaardigheden die aangeleerd moeten worden en daarna vaak en langdurig op een eenduidige manier worden getraind. In elke les moet steeds weer opnieuw aan de orde komen hoe je informatie ordent en verbanden legt. Samen met het visualiseren en het controleren van wat het kind leest, vormt dat de kern van leesbegrip.
Elvira Pont
PS: Het LeesInzicht Inspiratieboek Verbinden (verwachte publicatiedatum 1 juni 2022) laat je zien hoe je op een gedegen manier kunt werken aan de vaardigheden die nodig zijn voor het leggen van verbanden en hoe je die op een steeds dieper niveau kunt inoefenen. Je ontdekt hoe je rekening houdt met dat wat onze leerlingen lastig vinden én hoe je het interessant voor ze houdt.
Het is, na het LeesInzicht Inspiratieboek Visualiseren, het tweede boek in een serie van drie, elk over een van de kernvaardigheden van leesbegrip. Het eerste boek is op 1 maart 2022 verschenen als drukwerk en als e-book. Meer weten? Kijk HIER.
En: in de LeesInzicht trainingen leer je nog meer over de informatieverwerking die in veel gevallen anders verloopt bij kinderen die veel moeite hebben met begrijpend lezen. En je leert hoe jij als RT-er, logopedist of orthopedagoog vanuit die inzichten met je leerlingen aan de slag kunt.